‘Als je ’s ochtends over een junk moet stappen, begin je de dag met een verkeerde vibe’

Reportage

Onveiligheid in Rotterdam Door de vele explosies en allerlei overlast groeit onder Rotterdammers een gevoel van onbehagen. In een stadspark nabij het centrum was het deze zomer zo vaak raak, dat omwonenden een slot om het toegangshek hingen. Wat is er aan de hand in de stad?

Een man verzamelt lege blikjes in het park.
Een man verzamelt lege blikjes in het park. Foto Walter Herfst

Op hun handtas zit bij alle drie een zelfgeknutseld slotje. Zo kun je de rits niet zomaar opentrekken, laten ze zien. Dat is vanwege de daklozen en bedelaars die óók in het park vertoeven. „De een is nog gekker dan de ander”, zegt Barbara Simmeman (71). De gepensioneerde dames zitten naast elkaar op een bankje in het Wijkpark Het Oude Westen, in het centrum van Rotterdam.

„Er komen ook steeds meer mensen uit het Oostblok.”

„Die worden met busjes afgezet bij het station, toch? Om te bedelen.”

„Die daar, op die fiets, dat is er een die gebruikt. Dat kan je zien aan hun ogen. Van die rotzooi word je gek.”

„We hebben hier ook een lijk gehad. In een vloerkleed.”

„Dat is wel heel lang geleden.”

„Er komen ook veel normale mensen hoor. Kijk, daar heb je Stanley! Hallo Stanley!”

Je weet niet wat die knakkers in hun zak hebben

Het stadspark, een langgerekte strook groen met fonteinen, bomen, bankjes en een piepkleine kinderboerderij met een paar geiten en twee konijnen, werd deze zomer symbool van grootstedelijke problematiek. Want de overlast van drugsgebruikers, bedelaars en verwarde mensen werd zo groot, dat de hoge zwarte hekken begin deze maand een week lang dicht bleven. Het parkje dat ingeklemd ligt tussen huizenblokken, de ingang aan de drukke West-Kruiskade in het Chinatown-gedeelte, is inmiddels weer beperkt open, van negen uur ’s morgen tot zes uur ’s avonds.

Een man zoekt in een vuilniscontainer op de Gouvernestraat naar spullen. Foto Walter Herfst

Trappenhuis

Mevrouw Simmeman, haar zus Rina van Hoorn (83) en Paula (81), die geen achternaam in de krant wil omdat ze niet beroemd hoeft te worden, zijn blij dat ze weer op een bankje in het park kunnen zitten. Angstig zijn ze niet. „Wij wonen in de buurt, we zijn veel gewend”, zegt Simmeman. Maar toen er twee weken terug twee Polen in haar trappenhuis lagen te slapen die de voordeur hadden geforceerd, was ze – voorzichtig uitgedrukt – niet blij.

Veel bedelaars kennen ze. Kijk, die mevrouw vouwt één been onder haar rok, wijzen ze. Voorbijgangers denken dat ze een been mist en gooien snel wat in de kartonnen koffiebeker. Die beker leegt ze dan in een grote beurs.

Een oudere man strompelt kreunend voorbij, terwijl hij zijn hand ophoudt. Verschrikte toeristen duwen een muntstuk in zijn hand. Als hij later klaar is met bedelen, zal hij als een kievit wegwandelen.

Gebruikers zitten achter in het parkje, tussen de bomen, wijst Rina van Hoorn. Daar zijn ze minder zichtbaar.

Dicht bij de ingang zitten rond lunchtijd werknemers van bedrijven in de buurt. Zoals Marnix van Stolpe die bij Coolblue werkt en in een Surinaams broodje hapt. Hij voelt zich prima in het parkje. Als hij langs een groepje vreemde snuiters wandelt, zegt hij in zichzelf: ze zullen wel niets doen.

Chinese supermarkt op de West-Kruiskade heeft last van winkeldiefstal. Foto Walter Herfst

Zeemeermin

Het waren omwonenden, verenigd in Aktiegroep Het Oude Westen, die de poorten sloten met dikke kettingen die je niet zomaar kunt doorzagen – dat hadden ze speciaal gecheckt bij een ijzerhandel. Ze waren het zat. De druppel was de trap die een vrijwilliger kreeg van een vrouw die in de fontein stond. Ze wilde er niet uit omdat ze dacht dat ze een zeemeermin was. Dat is tenminste het verhaal dat als een lopend vuurtje door het parkje gaat. Zeker is dat ze zeer verward was. De vrijwilliger brak haar pols.

De drie dames op het bankje hebben wel het gevoel dat de veiligheid in de stad de laatste tijd achteruit gaat, al laten zij zich niet kisten. Dat Rotterdam explosievenhoofdstad van Nederland is met alleen dit jaar al meer dan zeventig ontploffingen, versterkt dat gevoel van: wat is er toch aan de hand in deze stad?

Er is vast geen samenhang tussen de explosies en overlast van daklozen en verslaafden, denkt Piet Barendse (78) van de Aktiegroep. Maar door alles bij elkaar sluipt in Rotterdammers een algemeen gevoel van onbehagen. Dat maakt hij onder meer op uit de vele reacties die de leden van de Aktiegroep ontvingen na de sluiting van het park.

Oudere Rotterdammers herinneren zich het rauwe en ruige Rotterdam aan het eind van de vorige eeuw. Het Rotterdam met perron nul, naast het centraal station, waar heroïneverslaafden en dealers rondhingen. „Dat was onbeheersbaar”, zegt Barendse. „Dat is nu niet aan de orde. Maar we willen voorkomen dat de gewone Rotterdammers het gevoel krijgen dat ze de stad moeten terugveroveren.”

Het hek van Wijkpark Het Oude Westen werd door omwonenden dichtgemaakt. Foto Walter Herfst

Arwin Sierman is stadsmarinier, een gemeentelijke veiligheidsambtenaar die veel op straat is. Hij herkent het sentiment dat Barendse beschrijft. Het hangt er wel vanaf wie je spreekt, zegt hij. „Maar als je over een junk moest stappen voordat je naar je werk gaat, dan begin je de dag met een verkeerde vibe. Dat snap ik wel.”

Johan (74) en Lia (70) Hoes zijn op de elektrische fiets uit Rotterdam-IJsselmonde gekomen en eten nu op een parkbankje een frietje. Zij krijgen wel vragen van familie van buiten Rotterdam. Is het niet onveilig daar? Die familie gaat af op wat ze zien op televisie, zeggen ze. Zij gaan af op de straat. Daar voelen ze zich volkomen veilig. Overal gebeurt wel wat. Lia was buschauffeur, draaide ook nachtdiensten. Ze stuurde in een enkel geval iemand eigenhandig de bus uit.

De sluiting van het publieke park was geen oplossing, maar wel een signaal. Het motiveerde de gemeente tot actie. „We verven alles blauw”, zegt wethouder Vincent Karremans (handhaving en buitenruimte, VVD) dan. Dat komt neer op: fors veel handhavers, boa’s en politiemensen inzetten en overlast niet accepteren.

Als in het park twee mannen tegen elkaar en voorbijgangers staan te schreeuwen, staan er binnen een paar minuten twee boa’s voor hun neus. Als ze doorgaan met schreeuwen, stopt er een politieauto voor het hek. Twee agenten sturen de schreeuwers het park uit.

Volgens Karremans is de toename van de overlast vooral een „waterbedeffect”. Althans, dat vermoedt hij. Er is geen onderzoek naar gedaan. Maar als Utrecht en Amsterdam strenger gaan handhaven, wat recentelijk gebeurde, komen mensen hierheen, zegt hij.

Karremans vindt dat zwerven van overlastgevers tussen steden onwenselijk. Een landelijke registratie van incidenten door overlastgevers zou al een hoop oplossen, denkt hij. Nu kan een gemeente na zes registraties optreden: oppakken of gedwongen behandeling. „Maar omdat incidenten per gemeente worden geregistreerd, vertrekken mensen na vijf keer en beginnen in een andere stad vanaf nul.”

In de Rozentuin worden de spullen van een leeggehaalde tas achtergelaten in het gazon. Foto Walter Herfst

Amok

Er is meer aan de hand. Een flink aantal Oost-Europeanen die in de coronatijd hun baan en daardoor hun slaapplek verloren, zijn op straat beland. De gemeente probeert hen met de inzet van hulpverleners te bewegen terug te keren naar hun vaderland. Karremans: „Maar voor een aantal is de Rotterdamse straat kennelijk aantrekkelijker dan terugkeren naar Roemenië.”

Franklin Bouman (74) ziet de daklozen regelmatig op de parkbankjes liggen slapen, maar het weerhoudt hem niet om naar het parkje te komen. Hij heeft er een kennissenkring opgebouwd, zegt hij. Vroeger, toen hij nog in het ziekenhuis werkte, zat hij na zijn dienst graag in het park. „Ik zie het als een uitlaatklep.” Hij is voor niemand bang maar wel voorzichtig. Staat er een groep van vier of vijf amok te maken, dan loopt hij weg. „Je weet niet wat die knakkers in hun zak hebben.”

De drie dames zitten er aan het eind van de middag nog. Ze hebben een broodje kip kerrie gehaald. Van bedelaars hadden ze geen last. Nou ja, eentje, een brutale. „Heb je 10 euro voor me”, had ze gevraagd. Sorry, had Barbara Simmeman geantwoord. „Sorry, ik heb alleen een briefje van 100.” De andere dames moeten er hartelijk om lachen. Het was weer een fijne middag in het park.